Vertaling van gras

Inhoud:

Nederlands
Duits
gras [o], kruid [o] {zn.}
Kraut [o] (das ~)
Gras [o] (das ~)
gras [o] {zn.}
Rasen [m] (der ~)
Rasenteppich
Grasnarbe [v] (die ~)
Gras [o] (das ~)
Mijn moeder vertelde me het gras te maaien.
Meine Mutter hat mir gesagt, dass ich den Rasen mähen soll.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Mijn moeder vertelde me het gras te maaien.

Meine Mutter hat mir gesagt, dass ich den Rasen mähen soll.

Enkele kinderen zijn op het gras aan het spelen.

Ein paar Kinder spielen auf der Wiese.

Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.

Die Kirschen in Nachbars Garten schmecken immer süßer.


Gerelateerd aan gras

kruid