Vertaling van maanden

Inhoud:

Nederlands
Duits
manen, aanmanen, aansporen {ww.}
rügen
verwarnen
verweisen
ermahnen

wij maanden
jullie maanden
zij maanden

wir rügten
ihr rügtet
sie rügten
» meer vervoegingen van rügen

maand (mv. maanden) {zn.}
Monat [m] (der ~)
We verhuizen volgende maand.
Wir ziehen nächsten Monat um.
Ik verhuisde een maand geleden.
Ich bin im letzten Monat umgezogen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ze is acht maanden zwanger.

Sie ist im achten Monat schwanger.

Een jaar heeft twaalf maanden.

Ein Jahr hat zwölf Monate.

We zijn daar drie maanden gebleven.

Wir sind drei Monate lang dort geblieben.

Ze zijn drie maanden geleden getrouwd.

Sie haben vor drei Monaten geheiratet.

Ik studeer sinds tien maanden in China.

Ich studiere seit zehn Monaten in China.

Tom werd tot vijf maanden gevangenis veroordeeld.

Tom ist zu fünf Monaten Gefängnis verurteilt worden.

Ze zijn zes maanden geleden getrouwd.

Sie haben vor 6 Monaten geheiratet.

Ik ben twee maanden geleden gestopt met roken.

Ich habe vor sechs Monaten mit dem Rauchen aufgehört.

Hij heeft vorig jaar drie maanden op zee doorgebracht.

Vergangenes Jahr verbrachte er drei Monate auf See.

Ik ben twee maanden geleden gestopt met roken.

Ich habe vor sechs Monaten aufgehört zu rauchen.


Gerelateerd aan maanden

manen - aanmanen - aansporen - maand