Vertaling van oom
Voorbeelden in zinsverband
Mijn oom is kwaad.
Mein Onkel ist verärgert.
Mijn oom runt een hotel.
Mein Onkel hat ein Hotel.
Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven
Mein Onkel hat mir eine Kamera gegeben.
Mijn oom heeft een huis in Italië.
Mein Onkel hat ein Haus in Italien.
Mijn oom gaf hem een geschenk.
Mein Onkel gab ihm ein Geschenk.
Ik zal volgende week mijn oom bezoeken.
Ich werde nächste Woche meinen Onkel besuchen.
Mijn oom heeft mij een boek gegeven.
Mein Onkel gab mir ein Buch.
Tom woont nu bij zijn oom.
Tom wohnt jetzt bei seinem Onkel.
Mijn oom is gediagnosticeerd met leukemia.
Bei meinem Onkel wurde Leukämie diagnostiziert.
Gisteren heeft mijn oom een hond gekocht.
Gestern hat mein Onkel einen Hund gekauft.
Mama, waarom heb ik geen oom met een baard?
Mama, warum habe ich keinen Onkel mit einem Bart?
Mijn oom overleed twee jaar geleden aan kanker.
Mein Onkel starb vor zwei Jahren an Krebs.
Zij heeft een oom die bij een bank werkt.
Sie hat einen Onkel, der bei einer Bank arbeitet.
Mijn oom woont in de buurt van de school.
Mein Onkel wohnt in der Nähe der Schule.
Oom Bob nodigde ons uit voor het avondeten.
Onkel Bob lud uns zum Abendessen ein.