Vertaling van pleister

Inhoud:

Nederlands
Duits
pleister [v], wondpleister [v] {zn.}
Pflaster [o] (das ~)
pleisteren, bepleisteren, stukadoren {ww.}
in Stuck arbeiten
gipsen, pleisteren {ww.}
mit Gips versetzen
mit Gips vermischen
mit Gips befestigen
mit Gips ausfüllen
mit Gips überziehen
vergipsen
gipsen

ik pleister

ich vergipse
» meer vervoegingen van vergipsen



Gerelateerd aan pleister

wondpleister - pleisteren - bepleisteren - stukadoren - gipsen