Vertaling van rook

Inhoud:

Nederlands
Duits
damp [m], rook [m] {zn.}
Rauch [m] (der ~)
Dunst [m] (der ~)
Waar rook is, is vuur.
Kein Rauch ohne Feuer.
Moet je die rook zien.
Sieh dir diesen Rauch an.
geuren, rieken, ruiken {ww.}
riechen
duften

ik rook
jij rook
hij/zij/het rook

ich roch
du rochst
er/sie/es roch
» meer vervoegingen van riechen

ruiken {ww.}
wittern
riechen

ik rook
jij rook
hij/zij/het rook

ich witterte
du wittertest
er/sie/es witterte
» meer vervoegingen van wittern

roken,  {ww.}
in den Rauch hängen
räuchern

ik rook

ich räuch(e)re
» meer vervoegingen van räuchern

roken, smoken {ww.}
rauchen
Rauch entwickeln

ik rook

ich rauche
» meer vervoegingen van rauchen

Roken is toegestaan.
Rauchen ist erlaubt.
Hij is gestopt met roken.
Er hat mit dem Rauchen aufgehört.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Rook je?

Rauchst du?

Ik rook noch drink.

Weder rauche ich, noch trinke ich.

Ik rook niet.

Ich rauche nicht.

Moet je die rook zien.

Sieh dir diesen Rauch an.

Waar rook is, is vuur.

Kein Rauch ohne Feuer.

De kamer rook naar tabak.

Das Zimmer stank nach Tabak.

Ik heb er een hekel als als mijn kleren naar rook stinken.

Ich mag nicht, dass meine Kleidung nach Rauch stinkt.


Gerelateerd aan rook

damp - geuren - rieken - ruiken - roken - - smoken