Vertaling van schudden

Inhoud:

Nederlands
Duits
agiteren, ophitsen, opruien, opstoken, opwinden, schudden {ww.}
aufwühlen
in Unruhe versetzen
in Aufruhr versetzen
in Wallung bringen
aufwiegeln
agitieren

wij schudden
jullie schudden
zij schudden

wir wühlen auf
ihr wühlt auf
sie wühlen auf
» meer vervoegingen van aufwühlen

schokken, schudden, opschudden, wrikken {ww.}
erschüttern
schütteln
schüttern
rütteln

wij schudden
jullie schudden
zij schudden

wir erschüttern
ihr erschüttert
sie erschüttern
» meer vervoegingen van erschüttern



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Laten we handen schudden.

Reichen wir uns die Hände!

Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.

Man kann mit einer geballten Faust nicht die Hand geben.

Als je het bed opmaakt, vergeet dan niet de kussens op te schudden.

Wenn du das Bett machen wirst, vergiss nicht, die Kissen aufzuschütteln.


Gerelateerd aan schudden

agiteren - ophitsen - opruien - opstoken - opwinden - schokken - opschudden - wrikken