Vertaling van suiker

Inhoud:

Nederlands
Duits
suiker [m] {zn.}
Zucker [m] (der ~)
Melk? Suiker?
Milch? Zucker?
Suiker is zoet.
Zucker ist süß.
suikeren {ww.}
zuckern

ik suiker

ich zuck(e)re
» meer vervoegingen van zuckern



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Melk? Suiker?

Milch? Zucker?

Suiker is zoet.

Zucker ist süß.

We hebben geen suiker.

Wir haben keinen Zucker.

We hebben geen suiker.

Wir haben keinen Zucker.

We hebben geen suiker.

Wir haben keinen Zucker.

Suiker lost op in water.

Zucker löst sich in Wasser.

Hij houdt van koffie zonder suiker.

Er hat seinen Kaffee gerne ohne Zucker.


Gerelateerd aan suiker

suikeren