Vertaling van ticket

Inhoud:

Nederlands
Duits
ticket [o], vliegticket {zn.}
Flugkarte
biljet [o], kaartje [o], ticket [o] {zn.}
Ticket [o] (das ~)
Karte [v] (die ~)
Briefchen [m] (der ~)
Schein [m] (der ~)
Fahrkarte [v] (die ~)
Billett [o] (das ~)
Heb je een kaartje?
Hast du ein Ticket?
Ik heb geen ticket.
Ich habe kein Ticket.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik heb geen ticket.

Ich habe kein Ticket.

Waar heeft u het ticket gekocht?

Wo haben Sie das Ticket gekauft?

Het ticket is geldig tot en met maandag.

Der Fahrschein gilt bis einschließlich Montag.

Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.

Ich sagte ihnen, sie sollen mir ein neues Ticket schicken.


Gerelateerd aan ticket

vliegticket - biljet - kaartje