Vertaling van trek

Inhoud:

Nederlands
Duits
eetlust [m], hongerigheid [v], graagte, trek {zn.}
Appetit [m] (der ~)
Eßlust [v] (die ~)
Het is jouw schuld dat ik mijn eetlust kwijt ben.
Dank dir habe ich meinen Appetit verloren.
gelaatstrek [m], trek, karaktertrek {zn.}
Zug [m] (der ~)
Gesichtszug [m] (der ~)
migratie [v], trek, trektocht {zn.}
Wanderung [v] (die ~)
Wanderschaft [v] (die ~)
haal, teug, trek {zn.}
Zug [m] (der ~)
Ziehung [v] (die ~)
tocht, trek {zn.}
Durchzug [m] (der ~)
Zugluft
Zug [m] (der ~)
ruk, trek {zn.}
Auszug
trekken, een streep trekken {ww.}
streichen

ik trek

ich streiche
» meer vervoegingen van streichen

hinken, kreupel lopen, mank lopen, slecht functioneren, trekken {ww.}
hinken
humpeln

ik trek

ich hinke
» meer vervoegingen van hinken

buigen, doorbuigen, trekken, kromtrekken, zich krommen {ww.}
biegen
sich beugen

ik trek

ich biege
» meer vervoegingen van biegen

ontlokken, tappen, trekken, te voorschijn trekken, uithalen {ww.}
entlocken
entziehen
extrahieren
zapfen
zücken

ik trek

ich entlocke
» meer vervoegingen van entlocken

tekenen, aftekenen, trekken, uittekenen {ww.}
zeichnen
abzeichnen
malen
abmalen
entwerfen
skizzieren
darstellen

ik trek

ich zeichne
» meer vervoegingen van zeichnen

trekken {ww.}
ziehen
verziehen

ik trek

ich ziehe
» meer vervoegingen van ziehen

trasseren, trekken {ww.}
abgehen
trassieren
ziehen auf

ik trek

ich gehe ab
» meer vervoegingen van abgehen

boegseren, slepen, trekken, voorttrekken {ww.}
schleppen
nachschleppen

ik trek

ich schleppe
» meer vervoegingen van schleppen

aftrekken, laten trekken, zetten, trekken {ww.}
aufgießen
infundieren
ziehen lassen

ik trek

ich gieße auf
» meer vervoegingen van aufgießen

slepen, trekken {ww.}
rücken
ausrücken
treideln
anholen
schleppen
zerren
kräftig ziehen

ik trek

ich rücke aus
» meer vervoegingen van ausrücken

aanhalen, trekken, aantrekken {ww.}
anziehen

ik trek

ich ziehe an
» meer vervoegingen van anziehen

Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
Gravitation ist die Naturkraft, mit der sich Gegenstände gegenseitig anziehen.
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
Was soll ich anziehen — eine Hose oder einen Rock?
rondreizen, trekken, rondtrekken, zwerven {ww.}
wandern

ik trek

ich wand(e)re
» meer vervoegingen van wandern