Vertaling van venten

Inhoud:

Nederlands
Duits
colporteren, leuren, venten {ww.}
kolportieren
hausieren

wij venten
jullie venten
zij venten

wir kolportieren
ihr kolportiert
sie kolportieren
» meer vervoegingen van kolportieren

man [m], manspersoon [m], vent (mv. venten) [m], kerel, manmens, gozer, gast {zn.}
Mann [m] (der ~)
De man eet brood.
Der Mann isst Brot.
De man heeft gelijk.
Der Mann hat recht.


Gerelateerd aan venten

colporteren - leuren - man - manspersoon - vent - kerel - manmens - gozer - gast