Vertaling van vroeger

Inhoud:

Nederlands
Duits
verleden, voorafgaand, voorgaand, vorig, vroeger {bn.}
vorig
Vorder-
vordere
vorherig
vorhergehend
vorangegangen
ex-, gewezen, oud-, voormalig, vroeger
Ex-
gewezen, voormalig, vroeger {bn.}
gewesen
einstig
ehemalig
vergangen
daarvoor, eerder, indertijd, vooraan, voorheen, vroeger, weleer {bw.}
früher
zuvor
vorher
vorweg
im voraus
vorn
davor
eer, eerder, vroeger {bw.}
eher


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Vroeger was alles beter.

Früher war alles besser.

Vroeger reed mijn vader een Kever.

Mein Vater ist früher einen Käfer gefahren.

Ze is niet zo verlegen als vroeger.

Sie ist nicht mehr so schüchtern wie früher immer.

Bell woonde vroeger in Londen, of niet?

Bell lebte in London, oder?

Tv is ook niet meer wat het vroeger was.

Das Fernsehen ist auch nicht mehr das, was es mal war.

Het huis waar we vroeger in woonden werd afgebroken.

Das Haus, in dem wir früher lebten, wurde abgerissen.

Vroeger, toen we nog guldens hadden, was alles veel goedkoper dan nu met de euro.

Früher, als wir noch die Gulden hatten, war alles viel billiger als jetzt mit dem Euro.

"Wie de goden liefhebben, die sterft jong," werd in vroeger dagen gezegd.

"Wen die Götter lieben, der stirbt jung", sagte man früher.


Gerelateerd aan vroeger

verleden - voorafgaand - voorgaand - vorig - ex- - gewezen - oud- - voormalig - daarvoor - eerder - indertijd - vooraan - voorheen - weleer - eer