Vertaling van wind

Inhoud:

Nederlands
Duits
wind [m] {zn.}
Wind [m] (der ~)
Er staat geen wind vandaag.
Heute gibt es keinen Wind.
Er stond een straffe wind.
Es blies ein kräftiger Wind.
scheet, veest, wind [m] {zn.}
Furz [m] (der ~)
spoelen, winden, op een klos winden, opwinden {ww.}
aufwickeln
aufspulen
wickeln
spulen

ik wind

ich wickle auf
» meer vervoegingen van aufwickeln

oprollen, strengelen, wikkelen, winden {ww.}
wickeln
rollen

ik wind

ich wick(e)le
» meer vervoegingen van wickeln



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Er staat geen wind vandaag.

Heute gibt es keinen Wind.

Er stond een straffe wind.

Es blies ein kräftiger Wind.

De wind kuste de bomen teder.

Der Wind küsste sanft die Bäume.

Wie wind zaait, zal storm oogsten.

Was ihr säet, das erntet ihr.

Bamboe buigt zich in de wind.

Bambus biegt sich im Wind.

Vandaag is er helemaal geen wind.

Heute gibt es überhaupt keinen Wind.

Jullie kennen de uitdrukking, dat we oogsten wat we zaaien. Ik heb de wind gezaaid en hier is mijn storm.

Ihr kennt den Satz, wir ernten, was wir säen. Ich habe den Wind gesät und hier ist mein Sturm.


Gerelateerd aan wind

scheet - veest - spoelen - winden - op een klos winden - opwinden - oprollen - strengelen - wikkelen