Vertaling van zaterdag

Inhoud:

Nederlands
Duits
sabbat, zaterdag {zn.}
Samstag [m] (der ~)
Sonnabend [m] (der ~)
Sabbat [m] (der ~)
Vandaag is het zaterdag.
Heute ist Sonnabend.
Zondag komt na zaterdag.
Nach Sonnabend kommt Sonntag.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Vandaag is het zaterdag.

Heute ist Sonnabend.

Zondag komt na zaterdag.

Nach Sonnabend kommt Sonntag.

Vandaag is het zaterdag.

Heute ist Samstag.

Het is zaterdag.

Es ist Samstag.

Morgen is het zaterdag, 5 februari 2011.

Morgen ist Samstag, der 5. Februar 2011.

Het officiële begin is op zaterdag.

Der offizielle Anfang ist am Samstag.

We hebben een feest volgende zaterdag.

Wir werden am nächsten Samstag eine Party machen.

Ik moet de boeken voor zaterdag terugbrengen.

Ich muss das Buch vor Samstag zurückgeben.


Gerelateerd aan zaterdag

sabbat