Vertaling van zuster

Inhoud:

Nederlands
Duits
verpleegster [v], ziekenverpleegster [v], ziekenzuster [v], zuster [v] {zn.}
Krankenschwester [v] (die ~)
Ze werd verpleegster.
Sie ist Krankenschwester geworden.
Een verpleegster kleedt zich in het wit.
Eine Krankenschwester trägt weiß.
zus [v], zuster [v] {zn.}
Schwester [v] (die ~)
Mijn zuster is beroemd.
Meine Schwester ist berühmt.
Mijn zus is mooi.
Meine Schwester ist hübsch.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Mijn zuster is beroemd.

Meine Schwester ist berühmt.

Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.

Sie kaufte ein Wörterbuch für ihre Schwester.

Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.

Seine ältere Schwester ist älter als mein ältester Bruder.

Zijn zuster kan vandaag niet met u spreken.

Seine Schwester kann heute nicht mit dir reden.

Mijn zuster heeft twee zonen, dus ik heb twee neven.

Meine Schwester hat zwei Söhne, somit habe ich zwei Neffen.

Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.

Seine ältere Schwester ist älter als mein ältester Bruder.


Gerelateerd aan zuster

synoniemen

verpleegster - ziekenverpleegster - ziekenzuster - zus