Vertaling van afzetten

Inhoud:

Nederlands
Engels
afzetten, onttronen, van de troon stoten {ww.}
to dethrone
to depose 

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will dethrone
you will dethrone
he/she/it will dethrone
» meer vervoegingen van to dethrone

afzetten, beslaan, garneren, stofferen, uitmonsteren {ww.}
to furnish 
to accoutre
to decorate 
to embellish
to deck 
to bedeck
to trim 
to garnish
to fit out

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will furnish
you will furnish
he/she/it will furnish
» meer vervoegingen van to furnish

afzetten {ww.}
to fleece 

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will fleece
you will fleece
he/she/it will fleece
» meer vervoegingen van to fleece

afzetten [o], afzetting [v], amputeren [o], amputatie [v] {zn.}
amputation
afzetten, doen bezinken {ww.}
to scupper
to deposit 

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will deposit
you will deposit
he/she/it will deposit
» meer vervoegingen van to deposit

afzetten, amputeren, wegsnijden {ww.}
to amputate 

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will amputate
you will amputate
he/she/it will amputate
» meer vervoegingen van to amputate

afzetten, laten uitstappen {ww.}
to dismiss
to deprive

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will dismiss
you will dismiss
he/she/it will dismiss
» meer vervoegingen van to dismiss

afzetten, buiten werking stellen, stilzetten, stopzetten {ww.}
to shut off
to stop 
to switch off
to turn off
to disable 

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will stop
you will stop
he/she/it will stop
» meer vervoegingen van to stop

afzetten, uitschakelen, uitzetten {ww.}
to shut off
to stop 
to switch off
to turn off

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will stop
you will stop
he/she/it will stop
» meer vervoegingen van to stop

afzetten, snijden {ww.}
to fleece 

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will fleece
you will fleece
he/she/it will fleece
» meer vervoegingen van to fleece

afdoen, afleggen, afzetten, uitdoen, uitkrijgen, uittrekken {ww.}
to take off
to put down
to lay 
to put off

ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij/zij/het zal afzetten

I will lay
you will lay
he/she/it will lay
» meer vervoegingen van to lay

Moet ik hier mijn schoenen uitdoen?
Do I have to take off my shoes here?
Het is de bedoeling dat we onze schoenen uittrekken aan de ingang.
We are supposed to take off our shoes at the entrance.