Vertaling van coach

Inhoud:

Nederlands
Engels
coach [m], oefenmeester [m], trainer {zn.}
instructor 
trainer 
coach
coach [m] (de ~), oefenmeester [m] (de ~) {zn.}
handler
manager
coach
coachen, trainen {ww.}
to train 
to coach

ik coach

I train
» meer vervoegingen van to train

Je moet blijven trainen.
You must continue to train.
coachen {ww.}
to train
to coach

ik coach

I train
» meer vervoegingen van to train

coachen, begeleiden {ww.}
to counsel
to rede
to advise

ik coach

I counsel
» meer vervoegingen van to counsel



Gerelateerd aan coach

oefenmeester - trainer - coachen - trainen - begeleidentrainer - coachen - gerieven