Vertaling van feestvierder

Inhoud:

Nederlands
Engels
feestvierder [m] (de ~), feestganger [m] (de ~) {zn.}
celebrater
celebrator
celebrant
boemelaar, feestneus [m] (de ~), feestvierder, lolmaker, pretmaker, feestnummer [m] (de/het ~), fuifnummer [m] (het ~) {zn.}
reveler
reveller
merrymaker


Gerelateerd aan feestvierder

feestganger - boemelaar - feestneus - lolmaker - pretmaker - feestnummer - fuifnummerdeelnemer - persoon