Vertaling van honden-

Inhoud:

Nederlands
Engels
honde-, honden- {bn.}
canine
dog 
hond [m] (de ~), joekel {zn.}
dog
domestic dog
canis familiaris
Hij heeft een hond.
He has a dog.
De hond is wit.
The dog is white.
naarling [m] (de ~), beroerling, ellendeling [m] (de ~), etterbak, etterbuil, fielt, fluim, gemenerik [m] (de ~), hond [m] (de ~), hondenlul [m] (de ~), kelerelijder, kelerelijer, klerelijer [m] (de ~), kloot [m] (de ~), kloothommel, klootspiraal, klootzak [m] (de ~), kwal [m] (de ~), lamgat, lammeling [m] (de ~), lamstraal, lamzak [m] (de ~), lazersteen, lazerstraal, loeder [m] (de/het ~), lul [m] (de ~), lulhannes, lulletje, miesgasser, mispunt [m] (het ~), onverlaat [m] (de ~), paardelul, paardenlul, patjakker, pleurislijder [m] (de ~), ploert [m] (de ~), plurk, pokkenlijer, pokkenvent, pooier, rasploert, rotzak [m] (de ~), schoelje [m] (het ~), schoft [m] (de ~), serpent [m] (de/het ~), smeerlap [m] (de ~), stinker, teringlijder, tyfuslijer, vuilak [m] (de ~), zakkenwasser [m] (de ~), zwijn [m] (het ~), zak [m] (de ~), hondelul, etter [m] (de ~), lelijkerd [m] (de ~), smiecht [m] (de ~), pokkenlijder [m] (de ~), sekreet [o] (het ~), stinkerd [m] (de ~) {zn.}
son of a bitch
whoreson
shit
sob
motherfucker
prick
mother fucker
dickhead
cocksucker
bastard
asshole

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ik hou van honden.

I like dogs.

Deze honden zijn groot.

These dogs are big.

Ik heb drie honden.

I have three dogs.

Blaffende honden bijten niet.

Barking dogs don't always bite.

Je hebt vier honden.

You have four dogs.

Bijna alle honden zijn levend.

Almost all of the dogs are alive.

Je moet geen slapende honden wakker maken.

Let sleeping dogs lie.

Hij is bang voor de honden.

He is afraid of the dogs.

Hij is erg bang van honden.

He is very afraid of dogs.

Hij heeft een kat en twee honden.

He has a cat and two dogs.

Plotseling verschenen er drie honden voor ons.

All of a sudden, three dogs appeared in front of us.

Ik heb liever katten dan honden.

I prefer cats to dogs.

Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.

Cats usually hate dogs.

De honden zijn in de tuin.

The dogs are in the garden.

Ik hou van honden en mijn zus houdt van katten.

I like dogs and my sister likes cats.