Vertaling van juwelen

Inhoud:

Nederlands
Engels
bijouterieën, juwelen {zn.}
jewellery
juweel (mv. juwelen), kleinood {zn.}
gem 
jewel 
kleinood [o] (het ~), juweel [o] (het ~), pronkjuweel {zn.}
treasure
gem
juweel [o] (het ~) {zn.}
sparkler
juweel (mv. juwelen) {zn.}
treasure
gem


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Je hebt een hoop juwelen gekocht.

You bought a lot of jewels.

Een dief heeft ingebroken en is aan de haal gegaan met al mijn juwelen.

A thief broken in and made off with all my jewelry.


Gerelateerd aan juwelen

bijouterieën - juweel - kleinood - pronkjuweelvoorwerp - edelsteen - iets