Vertaling van koeken

Inhoud:

Nederlands
Engels
cake [m], koek (mv. koeken) [m] {zn.}
cake 
De cake smaakt zoet.
The cake tastes sweet.
Deze cake is erg zoet.
This cake is very sweet.
koek [m] (de ~) {zn.}
cookie
cooky
biscuit
aankoeken, aanbakken, vastbakken {ww.}
to coat
to cake

zij koeken aan

they coat
» meer vervoegingen van to coat

vastkoeken {ww.}
to coat
to cake

zij koeken vast

they coat
» meer vervoegingen van to coat

samenkoeken {ww.}
to jell
to set
to congeal

zij koeken samen

they jell
» meer vervoegingen van to jell

koek (mv. koeken) {zn.}
cookie
cooky
biscuit


Gerelateerd aan koeken

cake - koek - aankoeken - aanbakken - vastbakken - vastkoeken - samenkoekenbaksel - aanbranden - aanhangen - vastkoeken - lekkernij