Vertaling van schande

Inhoud:

Nederlands
Engels
blamage [v], oneer, schande, smaad {zn.}
indignity
affront
dishonour 
disgrace 
beschaamdheid [v], schaamte, schande {zn.}
shame 
abashment
disgrace 
Ze bloosde van schaamte.
She blushed with shame.
Zijn wangen brandden van schaamte.
His cheeks were burning with shame.
schandaal, schande [m] (de ~) {zn.}
shame
ignominy
disgrace
Arm zijn is geen schande.
There is no shame in being poor.


Gerelateerd aan schande

blamage - oneer - smaad - beschaamdheid - schaamte - schandaaliets