vertrouwen, toevertrouwen, vertrouwen hebben in {ww.} to trust 
to consign
to commend 
to have confidence in
to entrust
to confide 
									Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
									He abused my trust.
								   
									Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.
									Honestly, I can't trust him.