Vertaling van woon

Inhoud:

Nederlands
Engels
gevestigd zijn, huizen, resideren, wonen {ww.}
to live 
to stay 
to reside
to dwell

ik woon

I live
» meer vervoegingen van to live

Waar wonen jullie allemaal?
Where do you all live?
Ze wonen in de buurt.
They live nearby.
resideren, wonen {ww.}
to reside

ik woon

I reside
» meer vervoegingen van to reside



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

"Waar woon jij?" "Ik woon in Tokio."

"Where do you live?" "I live in Tokyo."

Ik woon in Kanton.

I live in Canton.

Ik woon gelijkvloers.

I live on the ground floor.

Woon je in Sasayama?

Do you live in Sasayama?

Ik woon gelijkvloers.

I live on the bottom floor.

Ik woon in Tokio.

I live in Tokyo.

Ik woon in Hyogo.

I live in Hyogo.

Ik woon in Hyogo.

I reside in Hyogo.

Ik woon in Japan.

I live in Japan.

Ik woon gelijkvloers.

I live on the first floor.

Ik woon hier.

I live here.

Waar woon je nu?

Where are you living now?

Ik woon hier sinds 1990.

I have lived here since 1990.

Ik woon dichtbij de dijk.

I live near the dike.

Ik woon in een appartement.

I live in an apartment.


Gerelateerd aan woon

synoniemen

gevestigd zijn - huizen - resideren - wonen