Vertaling van bak

Inhoud:

Nederlands

Spaans

bak [m], reservoir [o], tank [m], vergaarbak [m] {zn.}

cajón [m] (el ~)
arcón
cisterna [v] (la ~)
recipiente [m] (el ~)
tanque [m] (el ~)

bak [m], overzetboot, pont, pontveer, schouw, veerboot, veerpont {zn.}

transbordador

bak [m], kist [v], schrijn [o] {zn.}

cajón [m] (el ~)

bak [m], kuip, teil, tobbe {zn.}

cuba
artesa
tina [v] (la ~)

bak [m], drenkbak [m], eetbak [m], drinktrog [m], krib, trog {zn.}

cangilón [m] (el ~)
artesa
cuezo
gamella

doos [v], bak [m], etui [o], foedraal [o], koker [m], korf [m], pot [m], zak, vat [o], kist [v], fles [v], krat [o], emmer, kruik, urn {zn.}

caja [v] (la ~)
olla [v] (la ~)
jarro [m] (el ~)
estuche [m] (el ~)

Ik heb de doos leeg gevonden.

Encontré la caja vacía.

Ik heb de lege doos gevonden.

Encontré la caja vacía.

aardigheidje [o], bak [m], grap, jok, mop, scherts {zn.}

broma [v] (la ~)
chanza [m] (el ~)
burla [v] (la ~)

Ik begreep zijn grap niet.

No cogí su broma.

Ik lachte om zijn mop.

Me reí de su broma.

bakken {ww.}

coger
coger al horno
cocer

ik bak

bakken, fruiten {ww.}

freir

ik bak