Vertaling van brak

Inhoud:

Nederlands
Spaans
brak {bn.}
salobre
breken {ww.}
refractar

ik brak
jij brak
hij/zij/het brak

yo refracté
refractaste
él/ella refractó
» meer vervoegingen van refractar

breken {ww.}
refractarse
breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken {ww.}
romper
quebrar

ik brak
jij brak
hij/zij/het brak

yo rompí
rompiste
él/ella rompió
» meer vervoegingen van romper



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hij brak het wereldrecord.

Él rompió el record mundial.

Hij brak in tranen uit.

Él rompió a llorar.

De Tweede Wereldoorlog brak uit in 1939.

Fue en 1939 cuando la Segunda Guerra Mundial estalló.

De dood van haar zoon brak Mary's hart.

La muerte de su hijo le rompió el corazón a Mary.

Ze viel naar beneden en brak haar linkerbeen.

Ella se cayó y se rompió la pierna izquierda.

De twee kinderen trokken aan het touw tot het brak.

Los dos niños tiraron de la cuerda hasta que se rompió.


Gerelateerd aan brak

breken - afbreken - doorbreken - schenden - stukbreken - verbreken