Vertaling van brood
Voorbeelden in zinsverband
Hij heeft minder brood.
Él tiene menos pan.
En een beetje brood.
Y un poco de pan.
De man eet brood.
El hombre está comiendo pan.
Een beetje brood en boter
Un poco de pan y mantequilla.
Brood wordt gemaakt van tarwe.
El pan está hecho de trigo.
We hebben geen brood meer.
No tenemos más pan.
Hij verdient zijn brood als schrijver.
Él se gana el pan como escritor.
Mayuko eet brood voor het ontbijt.
Mayuko come pan de desayuno.
Een mens leeft niet van brood alleen.
Un hombre no vive solo de pan.
Het brood zit in de oven.
El pan está en el horno.
Waar is al het brood gebleven?
¿Dónde fue a parar todo el pan?
Mijn moeder bakt elke morgen brood.
Mi madre hornea pan todas las mañanas.
Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.
Pan y mantequilla es mi desayuno habitual.
Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.
Pan y mantequilla es mi desayuno habitual.
Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
Yo compré una barra de pan en la panadería.