Vertaling van buurman
Inhoud:
Nederlands
Spaans
buur , buurman , gebuur , nabuur {zn.}
vecino
Hij is mijn buurman.
Él es mi vecino.
Hij is mijn buur.
Él es mi vecino.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Hij is mijn buurman.
Él es mi vecino.
De hond van mijn buurman is dood.
El perro de mi vecino está muerto.
"Wist je dat de dochter van de buurman al getrouwd is?" 'Je zegt niet! Ze is pas achttien!"
«¿Sabías que la hija del vecino ya está casada?» «¡No me digas! ¡Si sólo tiene dieciocho años!»