Vertaling van ding

Inhoud:

Nederlands
Spaans
ding [o], voorwerp {zn.}
cosa [v] (la ~)
objeto [m] (el ~)
Je moet me alleen één ding beloven.
Solo tienes que prometerme una cosa.
Er is slechts één ding dat we kunnen doen nu!
¡Ahora sólo hay una cosa que podamos hacer!
ding [o], mikpunt, object, onderwerp, voorwerp {zn.}
objeto [m] (el ~)
Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.
Él primer objeto que él compró fue un reloj despertador.
aangelegenheid [v], affaire [v], ding [o], zaak {zn.}
cosa [v] (la ~)
asunto [m] (el ~)
negocio [m] (el ~)
Ik heb geen idee hoe je dit ding moet gebruiken.
No tengo idea de cómo usar esta cosa.
Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.
Saber es una cosa, hacerla es algo distinto.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ieder zijn eigen ding.

A cada cual lo que se merece.

Je moet me alleen één ding beloven.

Solo tienes que prometerme una cosa.

Ik heb geen idee hoe je dit ding moet gebruiken.

No tengo idea de cómo usar esta cosa.

Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.

Él primer objeto que él compró fue un reloj despertador.

Er is slechts één ding dat we kunnen doen nu!

¡Ahora sólo hay una cosa que podamos hacer!

Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.

Saber es una cosa, hacerla es algo distinto.


Gerelateerd aan ding

voorwerp - mikpunt - object - onderwerp - aangelegenheid - affaire - zaak