Vertaling van dorp

Inhoud:

Nederlands
Spaans
dorp [o], plaats [v] {zn.}
lugar [m] (el ~)
pueblo [m] (el ~)
aldea [v] (la ~)
Hij woont in een dorp.
Él vive en una aldea.
De wereld is een klein dorp.
El mundo es un pequeño pueblo.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hij woont in een dorp.

Él vive en una aldea.

Iedereen in het dorp kende hem.

Todos en la villa lo conocían.

De wereld is een klein dorp.

El mundo es un pequeño pueblo.

Ik zou graag dit dorp verlaten en nooit meer terugkeren.

Me gustaría dejar esta ciudad para no volver nunca.

De weg naar het dorp is zeer hobbelig.

La carretera al pueblo está en muy mal estado.

Wat is het verschil tussen een dorp en een stad?

¿Cuál es la diferencia entre un pueblo y una ciudad?

Vorig jaar kwam ik terug thuis en was ik verrast, dat het dorp en de mensen helemaal veranderd waren.

El año pasado volví a casa y me sorprendió que el pueblo y la gente habían cambiado completamente.

"Vandaag is de melkboer begraven. Er was veel volk, want op het dorp kende iedereen hem." "O, is er in Linschoten een melkboer?" "Nou nee, nu dus niet meer!"

"Hoy han enterrado al lechero. Había mucha gente, porque todos en el pueblo le conocían." "Oh, ¿hay un lechero en Linschoten?" "¡Bueno no, ya no!"


Gerelateerd aan dorp

plaats