Vertaling van drie
Inhoud:
Nederlands
Spaans
drie {telw.}
tres
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Tom heeft drie ooms.
Tom tiene tres tíos.
Hij heeft drie broers.
Él tiene tres hermanos.
Drie weken gingen voorbij.
Transcurrieron tres semanas.
Hij heeft drie dochters.
Él tiene tres hijas.
Jij hebt drie auto's.
Tenéis tres coches.
Ik heb drie honden.
Tengo tres perros.
Hij had drie zoons.
Él tenía tres hijos.
Zij heeft drie broers.
Ella tiene tres hermanos.
Drie van zulke, alstublieft.
Quisiera tres de éstos.
Drie ijsjes, alstublieft.
Tres helados, por favor.
Mijn tante had drie kinderen.
Mi tía tenía tres hijos.
Mijn oom heeft drie kinderen.
Mi tío tiene tres hijos.
Heeft de flat drie slaapkamers?
¿El piso tiene tres habitaciones?
Mijn tante had drie kinderen.
Mi tía tenía tres hijos.
Mijn tante heeft drie kinderen.
Mi tía tiene tres hijos.