Vertaling van gebak

Inhoud:

Nederlands
Spaans
gebak [o], taartje [o] {zn.}
pastel [m] (el ~)
baksel [o], gebak [o] {zn.}
pastel [m] (el ~)
hornada


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hanako houdt erg van gebak.

A Hanako le gusta muchísimo la torta.

Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.

Guárdame un trozo de tarta, que tengo que irme.


Gerelateerd aan gebak

taartje - baksel