Vertaling van gisteren
Inhoud:
Nederlands
Spaans
gisteren, gister {bw.}
ayer
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Gisteren was het zondag.
Ayer fue domingo.
Gisteren was het zondag.
Ayer fue domingo.
We hebben gisteren gehonkbald.
Ayer jugamos al béisbol.
Tenniste je gisteren?
¿Jugaste al tenis ayer?
Gisteren was ik gelukkig.
Ayer estaba yo feliz.
Hij is gisteren overleden.
Falleció ayer.
Gisteren was het donderdag.
Ayer era jueves.
Het was gisteren koud.
Ayer hacía frío.
Het was heet gisteren.
Ayer hizo calor.
Hij is gisteren overleden.
Falleció ayer.
Wat overkwam je gisteren?
¿Qué te pasó anoche?
We hebben gisteren getennist.
Jugamos al tenis ayer.
Heb je gisteren gewerkt?
¿Trabajaste ayer?
Het was heet gisteren.
Ayer hizo calor.
Gisteren was het bewolkt.
Ayer estuvo nublado.