Vertaling van kort
sucinto
deducir
ik kort
jij kort
hij/zij/het kort
yo descuento
tú descuentas
él/ella descuenta
» meer vervoegingen van descontar
ik kort
jij kort
hij/zij/het kort
yo bajo
tú bajas
él/ella baja
» meer vervoegingen van bajar
Voorbeelden in zinsverband
Ze heeft kort haar.
Ella tiene el cabello corto.
Het leven is kort.
La vida es corta.
Maak het kort.
Hagámoslo breve.
Kort haar vind ik leuk.
Me gusta el cabello corto.
Hij liet zijn haar kort knippen.
Él se dejó el pelo corto
Het leven van Mozart was heel kort.
La vida de Mozart fue muy corta.
Het leven is te kort om Duits te leren.
La vida es demasiado corta para aprender alemán.
De kunst is lang, het leven is kort.
El arte es largo, la vida corta.
Hij heeft twee potloden. De ene is lang en de andere is kort.
Tiene dos lápices. Uno es largo y el otro corto.