Vertaling van lachen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
lachen {ww.}
reír

wij lachen
jullie lachen
zij lachen

nosotros reímos
vosotros reís
ellos/ellas ríen
» meer vervoegingen van reír

Dat bracht me aan het lachen.
Eso me hizo reír.
Ik kon niet stoppen met lachen.
No podía parar de reír.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hij doet niks dan lachen.

No hace más que reírse.

Ik zou niet moeten lachen.

No me debería estar riendo.

Ik kon niet stoppen met lachen.

No podía parar de reír.

Dat bracht me aan het lachen.

Eso me hizo reír.

Ze begonnen allemaal tegelijkertijd te lachen.

De repente empezaron a reírse.

Hij eerlijk? Laat me niet lachen!

¿Él, honesto? ¡Debes estar bromeando!

De mens is het enige dier dat kan lachen.

El hombre es el único animal que puede reírse.

Mensen lachen me altijd uit wanneer ze er achter komen, dat ik kleurenblind ben.

La gente siempre se burla de mí cuando digo que soy daltónico.

Ik kon het niet helpen te lachen toen ik hem zag.

No pude evitar reírme cuando le vi.

Maar even serieus, om aflevering 21 moest ik zowat huilen van het lachen.

Pero en serio, el episodio 21 casi me hizo llorar de risa.