Vertaling van net

Inhoud:

Nederlands
Spaans
net [o] {zn.}
red [v] (la ~)
Hij repareerde het net.
Él reparó la red.
net, duidelijk {bn.}
límpido
fraai, mooi, knap, net, schoon {bn.}
bello
hermoso
bagagenet [o], net, rek {zn.}
lancero
taquero
astillero [m] (el ~)
bevallig, elegant, net, piekfijn, zwierig {bn.}
elegante
degelijk, eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, net {bn.}
honrado
juist, net, pas, straks, zojuist, zoëven, daarnet, daarstraks, zonet {bw.}
ahora mismo
hace un momento
recién


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hij repareerde het net.

Él reparó la red.

Hij is net teruggekomen.

Él acaba de regresar.

Hij is net gegaan.

Se acaba de ir.

Paul heeft net gebeld.

Paul acaba de llamar ahora mismo.

Ik ben net opgestaan.

Me acabo de levantar.

Ze is net vertrokken.

Ella acaba de salir.

Je lijkt net op hem.

Te pareces mucho a él.

Ze is net twintig geworden.

Acaba de cumplir los veinte.

Ik ben net terug uit school.

Acabo de llegar del colegio.

Ik ben net zo sterk als jij.

Yo soy tan fuerte como vos.

Die bofkont heeft net de loterij gewonnen.

El suertudo se acaba de ganar la lotería.

Ik heb het boek net uitgelezen.

Acabo de terminarme el libro.

Doe het opnieuw, net zoals eerder.

Hazlo de nuevo, igual que antes.

Ik ben net klaar met eten.

Acabo de terminar de comer.

Ik ben net zo groot als Tom.

Soy tan alta como Tom.


Gerelateerd aan net

duidelijk - fraai - mooi - knap - schoon - bagagenet - rek - bevallig - elegant - piekfijn - zwierig - degelijk - eerlijk - eerzaam - fatsoenlijk