Vertaling van sneeuwen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
sneeuwen {ww.}
nevar
hij/zij/het zal sneeuwen
hij/zij/het zult sneeuwen
él/ella nevará
él/ella nevaría
» meer vervoegingen van nevar
Vanmiddag gaat het misschien sneeuwen.
Podría nevar por la tarde.
Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.
Creo que va a nevar mañana.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Morgen gaat het sneeuwen.
Mañana nevará.
Morgen gaat het sneeuwen.
Nevará mañana.
Vanmiddag gaat het misschien sneeuwen.
Podría nevar por la tarde.
Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.
Creo que va a nevar mañana.
Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.
Creo que va a nevar mañana.