Vertaling van spuien

Inhoud:

Nederlands
Spaans
luchten, spuien, uitluchten, ventileren, wannen {ww.}
aventar
ventilar

wij spuien
jullie spuien
zij spuien

nosotros aventamos
vosotros aventáis
ellos/ellas avientan
» meer vervoegingen van aventar

sas, sluis, sassluis, schutsluis, spui (mv. spuien) {zn.}
esclusa [v] (la ~)


Gerelateerd aan spuien

luchten - uitluchten - ventileren - wannen - sas - sluis - sassluis - schutsluis - spui