Vertaling van stof

Inhoud:

Nederlands

Spaans

stof, weefsel {zn.}

tejido [m] (el ~)
paño [m] (el ~)
tela [v] (la ~)

stof [o] {zn.}

polvo [m] (el ~)

Hij is allergisch voor stof.

Él es alérgico al polvo.

Als ze je niet ontvangen en niet luisteren naar je woorden, ga dan weg uit dat huis of die stad en stamp het stof van je voeten.

Y quien sea que no te reciba ni oiga tus palabras, cuando salgas de esa casa o ciudad, sacude el polvo de tus pies.

materie [v], zelfstandigheid [v], stof {zn.}

materia [v] (la ~)

goedje [o], substantie [v], zelfstandigheid [v], spul, stof {zn.}

substancia [v] (la ~)

apropos [o], onderwerp, stof, thema {zn.}

tema [m] (el ~)
asunto [m] (el ~)

Ons thema van de week is: _____.

Nuestro tema de la semana es: ______.

Je vraagt heeft niks met het onderwerp te maken.

Tu pregunta no tiene relación con el tema.

onderwerp, stof, subject {zn.}

sujeto

bluffen, opscheppen, pochen, snoeven, snorken, stoffen, zwetsen {ww.}

jactarse
fanfarronear

ik stof