Vertaling van tijd

Inhoud:

Nederlands
Spaans
poos, tijd {zn.}
tiempo [m] (el ~)
Ik heb geen tijd.
No tengo tiempo.
Ik heb geen tijd.
No tengo tiempo.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.

Sí, pasa de vez en cuando.

We gaan van tijd tot tijd vissen.

Vamos a pescar de vez en cuando.

We gaan van tijd tot tijd vissen.

Vamos a pescar de vez en cuando.

Heb je nu tijd?

¿Estás libre ahora?

Ik heb geen tijd.

No tengo tiempo.

Ik heb geen tijd.

No tengo tiempo.

Verspil mijn tijd niet.

No malgastes mi tiempo.

Wij hebben genoeg tijd.

Tenemos tiempo suficiente.

Neem de tijd.

Tómese su tiempo.

We hebben veel tijd.

Tenemos mucho tiempo.

McClellan verspilde geen tijd.

McClellan no perdió tiempo.

Tijd is geld.

El tiempo es oro.

De tijd vliegt.

El tiempo vuela.

Tom verspilt tijd.

Tom está perdiendo el tiempo.

Hij is altijd op tijd.

Siempre llega a tiempo.


Gerelateerd aan tijd

poos