Vertaling van vakantie

Inhoud:

Nederlands
Spaans
vakantie [v] {zn.}
vacaciones [v] (la ~)
Ik neem vakantie volgende maand.
Voy a tomar vacaciones el próximo mes.
De vakantie is bijna om.
Las vacaciones están a punto de terminar.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ik neem vakantie volgende maand.

Voy a tomar vacaciones el próximo mes.

De vakantie is bijna om.

Las vacaciones están a punto de terminar.

Hij leest graag romans op vakantie.

Disfruta leer novelas en vacaciones.

Een prettige vakantie!

¡Feliz día de la independencia!

We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.

Tuvimos unas maravillosas vacaciones en Suecia.

Toen ze op vakantie waren zorgden hun buren voor de hond.

Cuando ellos estaban de vacaciones, sus vecinos cuidaron al perro.

Toen ze op vakantie waren zorgden hun buren voor de hond.

Cuando ellos estaban de vacaciones, sus vecinos cuidaron al perro.

Na veel overleg beslisten we onze vakantie in Spanje door te brengen.

Luego de muchos debates, decidimos pasar nuestras vacaciones en España.

Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.

Cuando empieces a parecerte a la foto de tu pasaporte deberías irte de vacaciones.

Ik ben hier voor zaken / op vakantie

Estoy aquí por trabajo/de vacaciones