Vertaling van zuster
Inhoud:
Nederlands
Spaans
verpleegster , ziekenverpleegster , ziekenzuster , zuster {zn.}
enfermera
Ze is verpleegster.
Ella es una enfermera.
Ze werd verpleegster.
Ella se hizo enfermera.
zus , zuster {zn.}
hermana
Mijn zuster is beroemd.
Mi hermana es famosa.
Mijn zus is mooi.
Mi hermana es guapa.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Mijn zuster is beroemd.
Mi hermana es famosa.
Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.
Ella le compró un diccionario a su hermana.
Ik heb een geschenk aanvaard van zijn zuster.
Acepté un regalo de su hermana.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Su hermana mayor es mayor que mi hermano mayor.
Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.
Fui al zoológico con mi hermana.
Zijn zuster kan vandaag niet met u spreken.
Su hermana no puede hablar con usted hoy.
Mijn zuster heeft twee zonen, dus ik heb twee neven.
Mi hermana tiene dos hijos, así que yo tengo dos sobrinos.
De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.
El marido de la hermana de mi padre es mi tío.