Vertaling van Spaans

Inhoud:

Nederlands

Frans

Spaans {bn.}

espagnol
hispanique

Spaans, Spaanse taal {zn.}

espagnol [m] (l' ~)
langue espagnole [v] (la ~)

Ja, ik spreek Spaans.

Oui, je parle espagnol.

Spreekt u Spaans?

Parlez-vous espagnol?

Nederlands

Frans

Spreekt u Spaans?

Parlez-vous espagnol?

Spaans is zijn moedertaal.

L'espagnol est sa langue maternelle.

Wij leren Spaans.

Nous apprenons l'espagnol.

Mijn moedertaal is Spaans.

Ma langue maternelle est l'espagnol.

Ja, ik spreek Spaans.

Oui, je parle espagnol.

Ze sprak mij aan in het Spaans.

Elle me parla en espagnol.

Ik kan geen Engels spreken, en Spaans nog minder.

Je ne parle pas du tout anglais, encore moins espagnol.

Bob is de enige leerling in onze klas die Spaans kan spreken.

Bob est le seul étudiant qui peut parler espagnol dans notre classe.