Vertaling van aanrichten

Inhoud:

Nederlands
Frans
aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen {ww.}
disposer 
accommoder 
arranger 

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten

je disposerai
tu disposeras
il/elle disposera
» meer vervoegingen van disposer

aandoen, aanrichten, stichten, teweegbrengen, veroorzaken {ww.}
causer 
procurer 
entraîner des conséquences
déterminer 

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten

je causerai
tu causeras
il/elle causera
» meer vervoegingen van causer

Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
Quels problèmes peut-elle causer ?


Gerelateerd aan aanrichten

arrangeren - ordenen - regelen - aandoen - stichten - teweegbrengen - veroorzaken