Vertaling van aansteken

Inhoud:

Nederlands
Frans
aansteken, besmetten, infecteren, verpesten {ww.}
infecter 

ik zal aansteken
jij zult aansteken
hij/zij/het zal aansteken

j'infecterai
tu infecteras
il/elle infectera
» meer vervoegingen van infecter

aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen {ww.}
mettre en marche
brancher 
donner 
mettre en circuit
tourner l'interrupteur
mettre le contact
ouvrir 
tourner 
allumer 
aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
enflammer 
allumer 

ik zal aansteken
jij zult aansteken
hij/zij/het zal aansteken

j'enflammerai
tu enflammeras
il/elle enflammera
» meer vervoegingen van enflammer