Vertaling van bus

Inhoud:

Nederlands
Frans
bus [v], rol, trom, trommel {zn.}
tambour  [m] (le ~)
bus [m], autobus [m] {zn.}
autobus  [m] (l' ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ik nam bus 61.

J'ai pris le bus 61.

De bus is vertraagd.

Le bus est en retard.

Laten we de bus nemen.

Prenons le bus.

Ik wilde een bus huren.

Je voulais louer un car.

Jullie moeten bus 5 nemen.

Vous devez prendre le bus numéro 5.

Tom nam de verkeerde bus.

Tom pris le mauvais bus.

Laten we met de bus gaan.

Allons par le bus.

Gaat deze bus naar het museum?

Ce bus se rend-il au musée ?

Is dit de bus naar Oxford?

Est-ce le bus à destination d'Oxford ?

Mike gaat met de bus naar school.

Mike va à l'école en bus.

Als ik de trein mis, neem ik de bus.

Si je manque le train, je monterai dans le bus.

Is hij met de bus of met de trein gekomen?

Est-il venu en autocar ou par le train ?

Ik nam een taxi, omdat de bus te laat was.

J'ai pris un taxi car le car était en retard.

Zijn broer gaat met de bus naar school.

Son frère va à l'école en bus.

Laten we opschieten om de bus te halen.

Dépêchons-nous, de manière à attraper le bus.


Gerelateerd aan bus

rol - trom - trommel - autobus