Vertaling van dorst

Inhoud:

Nederlands
Frans
dorst [m] {zn.}
soif  [v] (la ~)
Ik heb dorst.
J'ai soif.
Hebben jullie geen dorst?
N'avez-vous pas soif ?
afranselen, afrossen, dorsen {ww.}
passer à tabac 
rosser 
battre 

jij dorst
hij/zij/het dorst

tu rosses
il/elle rosse
» meer vervoegingen van rosser



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ik heb dorst.

J'ai soif.

Hebben jullie geen dorst?

N'avez-vous pas soif ?

Ik heb dorst

J'ai soif

Je moet altijd een appeltje voor de dorst sparen.

Tu devrais toujours économiser de l'argent en prévision de périodes de vaches maigres.

Hij zei dat hij honger had en voegde daaraan toe dat hij ook dorst had.

Il a dit qu'il avait faim, puis il a ajouté qu'il avait également soif.


Gerelateerd aan dorst

afranselen - afrossen - dorsen