Vertaling van eigen

Inhoud:

Nederlands
Frans
eigen, huiselijk, vertrouwd {bn.}
domestique 
relatif à la maison
eigen {bn.}
personnel 
propre 


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ieder zijn eigen ding.

À chacun le sien.

Heb je een eigen kamer?

As-tu ta propre chambre ?

Mayuko ontwierp haar eigen kleding.

Mayuko a conçu ses propres vêtements.

U kunt uw eigen maken.

Vous pouvez vous en faire un à vous.

Ze hadden een eigen cultuur.

Ils avaient leur propre culture.

Het was zijn eigen schuld.

C'était de sa propre faute.

Hij heeft een eigen huis.

Il a sa propre maison.

Zweden heeft zijn eigen taal.

La Suède dispose de sa propre langue.

Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.

Tout un chacun sait écrire son propre nom.

Bemoei je met je eigen zaken!

Occupez-vous de vos propres affaires !

Ze zal haar eigen manier hebben.

Elle va suivre sa propre voie.

Bemoei je met je eigen zaken.

Mêle-toi de tes propres affaires !

Je moet leren van je eigen fouten.

On doit apprendre de ses propres fautes.

Tom heeft zijn eigen huis gebouwd.

Tom a construit sa propre maison.

De citroen heeft een eigen smaak.

Le citron a une saveur bien à lui.


Gerelateerd aan eigen

huiselijk - vertrouwd