Vertaling van kanker

Inhoud:

Nederlands
Frans
kanker {zn.}
cancer  [m] (le ~)
Ze stierf aan kanker.
Elle mourut d'un cancer.
De man stierf aan kanker.
L'homme est mort d'un cancer.
kankeren, mopperen, morren, sputteren {ww.}
râler 
grogner 

ik kanker

je râle
» meer vervoegingen van râler



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ze stierf aan kanker.

Elle mourut d'un cancer.

De man stierf aan kanker.

L'homme est mort d'un cancer.

Mijn vader is gestorven aan kanker.

Mon père est mort d'un cancer.

Kanker kan genezen worden als het bijtijds ontdekt wordt.

Le cancer peut être guéri s'il est découvert à temps.

De moeder van Cookie is aan kanker gestorven.

La mère de Cookie mourut d'un cancer.

Mijn broer is vorig jaar gestorven aan kanker.

Mon frère est décédé d'un cancer l'année dernière.

Mijn oom overleed twee jaar geleden aan kanker.

Mon oncle est mort d'un cancer il y a deux ans.

Kanker is een grote vijand van de mensheid.

Le cancer est un grand ennemi de l'humanité.

Kanker kan gemakkelijk genezen worden als het in de eerste fase ontdekt wordt.

Le cancer peut être facilement guéri s'il est détecté dans sa phase initiale.


Gerelateerd aan kanker

kankeren - mopperen - morren - sputteren