Vertaling van kinderen
Voorbeelden in zinsverband
Hij heeft geen kinderen.
Il n'a pas d'enfants.
Heeft u al kinderen?
Avez-vous déjà des enfants ?
Kinderen spelen met speelgoed.
Les enfants jouent avec les jouets.
Vrouwen en kinderen eerst!
Les femmes et les enfants d'abord !
Jullie zijn kinderen.
Vous êtes des enfants.
Hij heeft geen kinderen.
Il n'a pas d'enfants.
Meer kinderen, meer handen.
Plus d'enfants, plus de mains.
Neem uw kinderen mee.
Amène tes enfants.
Kinderen hebben liefde nodig.
Les enfants ont besoin d'amour.
We hebben twee kinderen.
Nous avons deux enfants.
Ik ondersteun twee kinderen.
J'ai deux enfants à élever.
Kinderen moeten spelen.
Les enfants doivent jouer.
Hebben jullie kinderen?
Avez-vous des enfants ?
Mijn tante had drie kinderen.
Ma tante avait trois enfants.
Mijn oom heeft drie kinderen.
Mon oncle a trois enfants.