Vertaling van ouders
Voorbeelden in zinsverband
Mijn ouders zijn oud.
Mes parents sont vieux.
Mijn ouders verstaan mij niet.
Mes parents ne me comprennent pas.
Mijn beide ouders zijn dood.
Mes parents sont tous les deux morts.
Woont ge bij uw ouders?
Vous habitez chez vos parents ?
Mijn ouders wonen in Kioto.
Mes parents habitent à Kyoto.
Mijn beide ouders zijn dood.
Mes parents sont décédés.
Ouders houden van hun kinderen.
Les parents aiment leurs enfants.
Wees beleefd tegen je ouders.
Soyez polies avec vos parents.
Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.
Les enfants doivent obéir à leurs parents.
Ze gehoorzaamden hun ouders niet.
Ils n'ont pas obéi à leurs parents.
Uw ouders zijn niet gekomen zeker?
Vos parents ne sont pas venus, n'est-ce pas ?
Kinderen luisteren niet altijd naar hun ouders.
Les enfants n'écoutent pas toujours leurs parents.
Hij heeft zijn ouders gelukkig gemaakt.
Il a rendu ses parents heureux.
Doe je ouders de groeten van me.
Salue tes parents de ma part.
Hij woont samen met zijn ouders.
Il vit avec ses parents.